Meer over Tielt
Een ontstaansgeschiedenis
Het ontstaan van de kernstad Tielt is, enkel steunend op geschreven bronnen, terug te voeren tot de 9de eeuw. Anderzijds werden in de onmiddellijke omgeving van Tielt bijvoorbeeld sporen van menselijke aanwezigheid in de Gallo-Romeinse periode (3de - 4de eeuw) aangetroffen. Wellicht zijn de oorspronkelijke, stabiele bewoningskernen hier in de 5de tot 10de eeuw ontstaan rond de zogeheten kouters, droge en gemakkelijk te bewerken gronden.
Betekenis naam 'Tielt'
De naam Tielt kan best spreken over de aanwezigheid van tigels: Romeinse tegels. Harde bewijzen hiervoor zijn natuurlijk onvindbaar. De naamgeving van de deelgemeenten Kanegem en Aarsele, die eindigen op de achtervoegsels -gem en -sele, wijzen alleszins op een latere Frankische naamgeving.
Tielt wordt een stad
In de 13de eeuw werd Tielt schoorvoetend een 'vrije stad'. Na de eerdere stichting van een hospitaal door gravin Margaretha van Constantinopel, verleende haar zus Johanna Tielt het recht om wekelijks een markt te organiseren. Bovendien, in 1645 schreef het stadsbestuur zelf: "een oude gheprevelghierde stede (…) van over viel
(= vier) hondert jaeren". In 1275 dan mocht de stad zijn lakenhalle bouwen op de markt ten westen van het hospitaal.
Tielt was tegelijk de hoofdplaats van "de roede ( = rechtsgebied) van Tielt", één van de vijf onderdelen van de kasselrij van Kortrijk.
De stad heette ook Tielt-Binnen, waar vooral de lakennijverheid beoefend werd, en Tielt-Buiten vormde de omringende boerenbuiten. Mede door de bouw van een lakenhalle werd de lakenhandel en -nijverheid in de 13de en 14de eeuw de belangrijkste bedrijvigheid van de stad.
In 1393 verleende Filips de Stoute toestemming om een jaarmarkt te houden en dat was de aanzet van een evolutie die de stad in het midden van de 16de eeuw het centrum maakte van de vlasindustrie.
Oorlogen brachten vernieling
Na deze bloeiende tijden keerde het tij, want op het einde van de 16de eeuw velde een besmettelijke ziekte een groot deel van de bevolking en de binnenstad werd door een brand vernield. Later brak een pestepidemie uit en een tweede stadsbrand in 1645 vernielde de kerk en meer dan 60 huizen. Op het einde van de 17de eeuw kreeg men dan nog met een hongersnood te kampen, zodat het aantal inwoners nogmaals sterk terugliep.
Toch slaagde de stad erin, ondanks alle tegenspoed, in 1624 minderbroeders binnen te halen, die in 1686 een Latijnse school begonnen, waaruit later het Sint-Jozefscollege (dat sinds 1 september 1999 samen met het Instituut H. Familie De Bron vormt), ontstond.
Tussen 1710 en 1835 groeide de bevolking fel aan en de stad ontwikkelde zich tot een belangrijk handelscentrum, voornamelijk gebaseerd op landbouw en huisnijverheden.
Tielt in WO I
Tielt (1914 - 12.200 inwoners) kreeg van het Vierde Duitse Leger ongewild een hoofdrol toebedeeld tijdens WO I. Hier bevond zich vier jaar lang het hoofdkwartier van het A.O.K.IV (Armee Oberkommando Vierde Duitse Leger). Deze legerleiding telde aan bevelhebbers en entourage ongeveer 500 man. Opperbevelhebber hertog von Württemberg en vanaf 1917 ridder von Arnim waren vanuit Tielt ook de burgerlijke bestuurders van bezet België ten westen van de Schelde. Vele burgerhuizen en openbare gebouwen werden door de Duitse bezetter ingepalmd. Er heerste een uiterst streng militair regime met opeisingen, huiszoekingen en deportaties. Opluchting alom, toen op 19 oktober 1918 de Belgische driekleur opnieuw aan de Hallentoren wapperde. Heel wat herenhuizen herinneren aan deze donkere periode in de Tieltse geschiedenis.
Tielt in WO II
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Tielt zwaar verwoest. Op 6 juni 1944 landen de geallieerden voor de Duitsers totaal onverwacht in Normandië: het einde van WO II is nakend… Op 30 juli 1944 landt ook de Eerste Poolse Pantserdivisie in Normandië. Deze Poolse divisie wordt eerst op Frans grondgebied ingezet en rukt dan op richting België. Op 6 september 1944 bereiken ze de Belgische grens en bevrijden ze achtereenvolgens Poperinge en Roeselare. De bevrijding van Tielt kan beginnen…
Op 8 september 1944 naderen zowel de Duitsers als de Polen elk aan één kant het centrum van Tielt. s Morgens vroeg rijdt een eerste Poolse tank de markt op. Generaal Maczek probeert bij de bevrijding van steden zo weinig mogelijk verwoestingen aan te richten. Vandaar dat hij niet zijn artillerie, maar wel zijn infanterie inzette om de stad te sparen. Een ware stadsguerilla werd het resultaat. In de vroege namiddag is Tielt bevrijd. Er stierven 8 Polen, 7 burgers en 25 Duitsers. Allen liggen zij begraven op het erekerkhof in Tielt, wat vrij uitzonderlijk is. Ook de Tieltse politieke gevangenen die gedeporteerd en omkwamen in Dortmund, worden voor eeuwig herdacht.
De Stanislaspoort, een gedenkplaat voor de gesneuvelde Poolse verkenner Lesniewski, filmbeelden in het Streekbezoekerscentrum Tielt en regio, een standbeeld Generaal Maczek van Jef Claerhout, het bevrijdingsmonument in de vorm van een authentieke Shermantank en het Generaal Maczekplein, eren de Poolse bevrijders.
Tielt Europastad
Aanvankelijk leek het erop dat Tielt de naoorlogse periode zou ingaan als een enigszins indommelende stad, maar in 1959 veranderde dit imago, want Tielt pakte uit als Europastad en verbroederde met enkele buitenlandse steden: Brignoles (Frankrijk), Bruneck/Brunico (Italië) en Gross Gerau (Duitsland). Door deze verbroedering herwon Tielt met grandeur zijn dynamiek van weleer. Tijdens de Europafeesten 1998 kregen de vriendschapsrelaties met Szamotuly een officieel karakter: de Poolse stad werd Tielts 4de zusterstad.